Heer, als ik hoor naar Uw woorden,
als ik hoor, naar wat U zei,
dan weet ik onder miljoenen,
is Uw vergeving er ook voor mij.

En Uw doorboorde handen,
ze deden niets dan goed,
Heer, Uw doorboorde handen,
bedekt met heilig bloed.

En U riep er om de Vader,
U riep, maar Hij hoorde niet
en onder helse smarten,
was U alleen met Uw verdriet.

En men zat er en men lachte
en dobbelde er om Uw kleed,
men hoonde en men spotte,
terwijl U daar zó leed.

En midden op de middag,
een duisternis zó zwart,
't kwam uit een verdorven wereld,
uit 's mensen zondig hart.

En toen het voorhang scheurde,
riep U: "het is volbracht",
de dood werd overwonnen,
de zonde werd ontkracht.

De graven gingen open
en doden leefden weer,
vol schrik en vrees beleed men:
"Hij was waarlijk, God de Heer".

En dwars door al het lijden,
wat U Heer hebt gedaan,
klinkt triomfantelijk luid een stem:
"Hij leeft, Hij is waarlijk opgestaan"!