Kon ik Uw mantel even maar slechts raken,
Een wonderbare spijziging doen smaken,
Getuige zijn van opwekking der doden,
Heling van zieken, leniging van noden.
 
Kon ik maar even zitten op de grond
Daar waar U in hun midden stond.
Met mijn voeten in Uw sporen treden,
Gedrukt in ’t zand, eeuwen geleden.
 
Kon ik maar even in de tempel naar U horen.
Mij door Uw Woord en Geest laten bekoren.
Luisteren naar wat U toen verkondde,
Aan allen zo verblind door zonde.
 
Ik wil niet zijn waar U zo leed.
Een zwaard Maria’s hart doorsneed.
U de schuld der wereld moest verdragen
En ons achterliet met duizend vragen.
 
Ik wil zijn, daar waar U ontwaakte.
Een einde aan het doodsrijk maakte.
De plek waar U de dood toen overwon.
De plaats waar ´t Nieuwe Leven toen begon.