De dag was eindelijk gekomen,
het leed ging nu haar eigen gang.
Al zongen vogels in de bomen,
voor Hem was het al 'levenslang.'

'Hosanna voor de grote koning,
zo klonk het het nog, maar o de pijn.
Zijn vaders huis was niet de woning
waar vrede, stilte, rust mocht zijn.

Het feest had nu haar eigen vragen.
Haar taal en teken sprak van leed.
Hoewel Het Woord het licht mocht dragen
is het de mens die snel vergeet.

De duisternis gaf Hem een woning.
De pijn werden de rode druppels bloed.
Daar ging Hij dan als 'Jodenkoning.'
Zijn kroon en kruisdood tegemoet.

De dag was eindelijk gekomen
na uren van de lange bange strijd.
Toen zwegen alle mensendromen;
dit was een stilte in de tijd.

Maar in de tempel drong het licht naar binnen.
De dikke duisternis werd al een nieuwe gloed.
"t Gordijn gescheurd, opnieuwe beginnen,
de grote feestdag strijdend tegemoet.