‘k Had kruiden voor mijn Liefste in olie gestopt,
ik kon de hele nacht niet slapen, ik was kapot.
Toen kwam ik bij het graf en wist niet wat ik zag,
de steen was weg, ik schrok en keek hoe Hij er lag.
Ik vloog naar Simon Petrus en Johannes op een draf,
Ze hebben onze Jezus weggehaald uit zijn graf,
Johannes kon van ons het hardste lopen,
boog zich bij de ingang meteen voorover
en zei dat hij de doeken liggen zag,
Petrus wilde het zien, hij ging in het graf.
De doek voor het zweet lag opgerold en apart,
Johannes geloofde dat Jezus het neergelegd had.

De beide mannen vertrokken met elkaar,
ik wilde nog niet naar huis, voelde mijn tranen.
Dit was teveel, ik keek waar Hij gelegen had,
daar zag ik door mijn troebele ogen in de schaduw
twee engelen zitten in lichte witte kleren,
ze vroegen mij wat me toch zo deerde.
Ik zei dat ze mijn Jezus hadden weggehaald
en dat ik nu niet wist waar hij gebleven was.
Toen ik omkeek zag ik de tuinman die mij stilde,
hij vroeg ook al waarom ik toch zo weende,
wilde graag weten wie ik eigenlijk zocht,
misschien had hij Hem ergens heengebracht.

Dat vroeg ik hem en toen riep hij mijn naam,
Ik zag dat Híj het was, ging heel dicht bij Hem staan.
Meester, riep ik van pure blijdschap uit.
Hij was het echt, Hij gaf mij nieuw geluid.
Ik zeg u wat Hij opdroeg om te zeggen,
Hij ging weer naar zijn Vader, ik zal het uitleggen;
Zijn Vader is ook onze, Hij ging dus naar God,
Hij ging alvast, wij komen nog aan bod.
‘k Ben toch zo blij dat ik Hem weer levend zag,
Hij is mijn adem, mijn lichtglans in de nacht.
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment