Verteller: Het was de eerste dag der week
toen alles nog te rusten leek:
Maria legt de weg al af
naar Jezus' toegesloten graf.
Zij komt verwonderd er vandaan,
haar stem klinkt helemaal ontdaan:
Maria: "De zware steen, hij is er niet
zoals men Jezus achterliet.
De Heer is weg, wie weet waarheen;
dat is ' t verhaal van deze steen.
Het graf is open, wat ik zeg:
zij namen onze Heiland weg."
Verteller: Twee vrienden lopen haastig voort
- geen woord wordt tussen hen gehoord -
zij komen bij het lege graf:
De Heer legde de windsels af.
Evangelist: De Schriften hadden reeds gezegd:
de Heer wordt in het graf gelegd.
Maar dank aan God, Hij blijft er niet
Dat is wat gij voor ogen ziet.
Verteller: Maria staat bij 't graf en weent
Haar hart is door 't verdriet versteend.
Zij buigt voorover en zij ziet
twee engelen, maar Jezus niet.
Engel: Een engel vraagt haar: "Zeg toch mij
wat staat gij wenende terzij?"
Maria: "Neem Heer ter ore wat ik zeg:
zij namen onze Heiland weg."
Verteller: Maria wendt zich van het graf
haar tranen laten maar niet af
Christus: Mijn stem klinkt dringend: "Zeg toch Mij,
wat staat gij wenende terzij?
Verteller: Gevangen in haar groot verdriet
denkt zij dat ze de tuinman ziet:
Maria: "Neem Heer ter ore wat ik zeg,
u droeg van mij mijn Heiland weg."
Christus: "Maria, zie de steen is weg.
Maria, luister wat ik zeg:
Ikzelf sta voor je, noem je naam,
neem wat voor ogen is toch aan."
Maria: "Mijn meester, staat gij hier voor mij?
Dat maakt mijn angstig hart zo blij.
Ik blijf bij U nu en altijd,
Ja, zelfs tot in de eeuwigheid!"
Christus: " Houd mij niet vast maar ga op weg,
en zeg mij broeders wat ik zeg.
Ik ga u naar de Vader voor,
gij moogt mij volgen op mijn spoor."
Allen: Halleluja, de Heer verrees,
verloste ons uit angst en vrees.
Wij scharen ons nu achter Hem
naar Gods nieuwe Jeruzalem
Lof zij de Vader, lof de Zoon,
llof zij de Geest in zijnen troon.
Halleluja, dat zij ons lied:
de Heer vergeet de zijnen niet.
toen alles nog te rusten leek:
Maria legt de weg al af
naar Jezus' toegesloten graf.
Zij komt verwonderd er vandaan,
haar stem klinkt helemaal ontdaan:
Maria: "De zware steen, hij is er niet
zoals men Jezus achterliet.
De Heer is weg, wie weet waarheen;
dat is ' t verhaal van deze steen.
Het graf is open, wat ik zeg:
zij namen onze Heiland weg."
Verteller: Twee vrienden lopen haastig voort
- geen woord wordt tussen hen gehoord -
zij komen bij het lege graf:
De Heer legde de windsels af.
Evangelist: De Schriften hadden reeds gezegd:
de Heer wordt in het graf gelegd.
Maar dank aan God, Hij blijft er niet
Dat is wat gij voor ogen ziet.
Verteller: Maria staat bij 't graf en weent
Haar hart is door 't verdriet versteend.
Zij buigt voorover en zij ziet
twee engelen, maar Jezus niet.
Engel: Een engel vraagt haar: "Zeg toch mij
wat staat gij wenende terzij?"
Maria: "Neem Heer ter ore wat ik zeg:
zij namen onze Heiland weg."
Verteller: Maria wendt zich van het graf
haar tranen laten maar niet af
Christus: Mijn stem klinkt dringend: "Zeg toch Mij,
wat staat gij wenende terzij?
Verteller: Gevangen in haar groot verdriet
denkt zij dat ze de tuinman ziet:
Maria: "Neem Heer ter ore wat ik zeg,
u droeg van mij mijn Heiland weg."
Christus: "Maria, zie de steen is weg.
Maria, luister wat ik zeg:
Ikzelf sta voor je, noem je naam,
neem wat voor ogen is toch aan."
Maria: "Mijn meester, staat gij hier voor mij?
Dat maakt mijn angstig hart zo blij.
Ik blijf bij U nu en altijd,
Ja, zelfs tot in de eeuwigheid!"
Christus: " Houd mij niet vast maar ga op weg,
en zeg mij broeders wat ik zeg.
Ik ga u naar de Vader voor,
gij moogt mij volgen op mijn spoor."
Allen: Halleluja, de Heer verrees,
verloste ons uit angst en vrees.
Wij scharen ons nu achter Hem
naar Gods nieuwe Jeruzalem
Lof zij de Vader, lof de Zoon,
llof zij de Geest in zijnen troon.
Halleluja, dat zij ons lied:
de Heer vergeet de zijnen niet.
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.