Liturgies liepen wij de lijdensweg,
het teken werd in taal verstaan.
Van mond tot mond ging men de gang
die Christus voor ons was gegaan.

In mijn gedachten zag ik weer Jeruzalem,
de via dolorosa die mijn voet toen ging,
Langs staties, steen en stem
volgde ik de herinnering.

De pelgrims zongen, drongen, dragen
het kruis, de lange lieve gang.
De kooplui die de aandacht vragen,
de souveniers als doornenkronen bang.

't Was als weleer, men zocht vermeende smart
in straten die nog steeds verborgen.
Ontroering voor een altijd zoekend hart,
een gaan van avond tot de morgen.

Maar wie we zochten ging zijn eigen wegen,
alleen van hart, alleen in pijn.
Een enkeling kwam Hem daar tegen
omdat Hij onze troost wou zijn.

Liturgies liepen wij dezelfde gang.
'O Heer, wat was u groot in 't lijden.
Ga met ons mee, en levenslang
mag ik me in Uw gang verblijden.

Dan mag ik eens weer in de straten lopen
van 't nieuw Jeruzalem, de gouden stad.
De pelgrimsweg ligt voor ons open
want God heeft ons oneindig lief gehad. '