Ik ben op zoek naar de plaats waar Hij begraven was
die voor ons heil en zaligheid heeft gestreden,
onze zorgen kende, naar lichaam en ziel ons genas,
maar voor onze schulden zo veel heeft geleden.

Ik ben op zoek naar de plek waar Hij heeft gelegen
Ergens, een spelonk met zware stenen afgesloten.
Verzegeld door een macht, door Hem zelf verkregen,
maar om eigen eer en roem Hem hebben verstoten.

Ik ben op zoek naar die plek waar ik kan vinden,
mijn Heiland die ook voor mij geleden heeft.
Het graf, na Zijn dood gesloten voor Zijn vrinden,
waarvan nu geruchten gaan dat Hij weer leeft.

Ik ben op zoek en trek langs verre wegen.
Ik zoek het graf van Hem die alle hoop mij gaf,
als Hij er niet meer is, waar haal ik dan de zegen,
dan eindigt het leven vol zonde, enkel in straf.

Ik was op zoek, maar heb toch gevonden.
Het graf, maar het was leeg, Hij is opgestaan.
Daar lagen slechts de doeken die Hem omwonden.
En wij, wij mogen vrij voor God komen staan.