God roept ons op om op weg te gaan
op weg naar het onbekende.
Onwetend waar het eindstation zal zijn,
mogen we reizen in Zijn verlengde.
 
Hij roept ons op om niet bang te zijn,
niet bang te zijn voor het onbekende.
Maar vertrouwend op Hem op weg te gaan,
al reizende in Zijn verlengde.
 
Ook Abram ging in opdracht van Zijn Heer,
hij ging omdat God zich naar hem wendde.
Vol vertrouwen trok hij weg uit zijn ’s vaders stam,
op reis naar het onbekende.
 
Het onbekende is aan de einder niet te zien.
We weten niet wat ons staat te wachten.
Dan toch, vol vertrouwen op weg te gaan,
geeft moed en verlicht de duistere nachten.
 
Zo gaan we een onbekende verte tegemoet,
God leert ons hoe we reizen moeten.
De wegen naar het einddoel zijn niet even vlak,
Maar aan het eind ervan mogen we Hem begroeten.
 
Ons leven is een onbekende reis.
Maar God staat vol liefde aan de einder te wachten!
Als Abrahams kinderen mogen we bij Hem binnen gaan.
En komt er een eind’ aan alle onbekende nachten.
 
Zo zijn al Zijn kinderen verspreidt over de aard’
op reis naar het grote onbekende.
God onze Vader spreidt Zijn armen over ons uit,
Ziet hoe wij reizend op weg zijn in Zijn verlengde.
 
Dan wordt heel die onbekende levensreis,
bekend onder alle mensen
die op reis zijn naar het Hemels Vaderhuis!
Om daar Gods Zoon te ontmoeten,
de liefste Mens onder de mensen.