De weg is lang
en ‘t vraagt geloof
de goede weg te gaan
naar het land
met gouden straten.
Mijn God,
wil mij terzijde staan.
 
De dalen diep,
de hoogten hoog
en roep ik
tot U omhoog:
"Heer, waar nu heen?",
dan antwoordt U:
"Tot Mij alleen".
 
Dan is mijn weg
niet eenzaam meer
en stap ik moedig door.
U ging me voor
op ‘t smalle pad en zegt:
"Toe maar, zet maar
jouw voeten in mijn spoor".
 
Als zo mijn weg
is geplaveid door U,
durf ik die kans te wagen.
Dan is geen dal te diep,
geen berg te hoog.
Want ik weet me steeds
door U gedragen.