Hij was aan het werk,
stukken vlogen in het rond,
al deed mij dit wel pijn,
mijn ‘ik’ lag op de grond.
 
Hij sloeg dingen uit
mijn mooie leven,
waar ik altijd zoveel
om had gegeven.
 
Hij is nog niet klaar met
Zijn werk met mij,
iedere keer schaaft Hij
mijn leven weer iets bij.
 
Eenmaal dan als ik de
hemel mag binnengaan,
dan zal ik daar als een
volmaakt mensje staan.