Ik schreeuw het van de daken
en roep luid tot mijn God
hoort U wel naar mij
wij zijn Uw kinderen, toch.

In het nachtelijke duister
dwaalt mijn man steeds rond
zoekend naar wat hij niet vindt
zijn angsten zijn ongegrond.

Maar in zijn verwarde geest
is helder denken onmogelijk
hij ziet overal gevaar
de nachten zijn erg moeilijk.

Vol onrust belt hij mij op
of ik hem kan geruststellen
om dan de volgende morgen
mij weer vrolijk op te bellen.

Zo worstelen wij door het proces
dat dementie blijkt te heten
waar deze nachtmerrie eindigt
is iets dat wij niet weten.