De mens, in zijn hoogmoed, wilde als God zijn,
viel uit Zijn gemeenschap in een inktzwarte nacht.
Maar God uit God* is Mens geworden,
heeft de schuld betaald en de wet volbracht.

In de stal heeft Maria Hem in doeken gewonden,
een blijde Jozef heeft het aanschouwd;
bij het kruis zag een bedroefde Maria toe
hoe Jozef van Arimathéa Hem nam van het hout.

Tweemaal werd Jezus in doeken gewonden,
aan het begin en aan ‘t eind van Zijn leven.
Uit oneindige liefde liet Hij Zich binden,
om ons te ontbinden en aan God terug te geven.

Bij Zijn opstanding heeft Hij Zichzelf ontbonden,
en de doeken achtergelaten in ’t graf.
Hij heeft de hel en de dood overwonnen,
en de wet ontwapend van haar eis en straf.

Hij lag in de kribbe van een ander,
Hij stierf voor een ander aan ’t kruis,
Hij lag in het graf van een ander,
en nam ons, in Zijn hart, mee naar Huis.

Daar is Hij gekleed, niet meer met doeken,
maar in een smetteloos kleed van gerechtigheid,
waarin Hij wacht op Zijn bruid. De cirkel is rond,
het begon** en het eindigt in de eeuwigheid.


*Geloofsbelijdenis van Nicéa
** De schepping
Rom.5:8-19 | Luk.2:12 | Joh.19:40 | Jes.61:10 | Opb.19:7-8 | Op.22:13