Duister valt en ik verdwijn in ’t niets
Geen hand voor ogen, in donker
Is geen schaduw te zien
En in de stilte
Klinkt geen stem.

Duister valt als schaduw van de dag
Elke lichtschijn schijnt overwonnen
Keert ooit de morgenstond terug
Als glorieus overwinnaar van de nacht

Maar zie het licht spreekt als met vuur
Met duizenden warme tongen
Zelfs in het donkerste uur
Vanuit de Geest ontsprongen
Het woord van eeuwige duur.