Het Licht dat van de vuurgloed straalt,
wil mensenharten warmen.
Het dringt door tot diep in onze ziel.
En zal met liefde ons omarmen.
 
Dat Licht dat nooit te doven is.
Zal schijnen in donkere tijden.
Het zal het hart dat vol tranen is,
door Gods troost verblijden.
 
De gloed dringt door, diep in ons hart,
en er ontstaat een zeker weten.
Dat God zijn liefde in ons blaast.
En reinigt van een boos geweten.
 
Die wondere vuurgloed die geneest
een mensenhart van geslagen wonden.
Dat hart dat zich aan Hem verwarmt.
Weet zich nu al met God verbonden.
 
Wanneer het aardse licht is uitgegaan.
Ontsteekt Hij met zijn Vaderhanden
een stralend Licht, dat nooit meer dooft.
Dat voor eeuwig zal blijven branden.