Die twee, het rein’gend vuur, de pure lucht,
Zij zijn u rijk in gaven toegezonden
Opdat u vele zorgen niet verzucht
Die u met gesels toch zo zwaar verwonden

Dat deze elementen u steeds leiden
Op ‘t levenspad dat u al wand’lend gaat
In dromen over liefde u verblijden
Behoeden tegen ongerief en haat

O volg het rechte pad dat zij u wijzen
In spoor van vreugde en gerechtigheid
De Geest die immer met u mee wil reizen
Die u van angst en zorg op ’t eind bevrijdt

Dan vindt u daar de lucht zo zuiver puur
Gelouterd in de gloed van ’t rein’gend vuur.