Waar vogels rusten in hun notenschrift
en zwijgen in hun zomerslotaccoorden
wij wandelen in gouden najaarsdrift
niet meer het burlen van de herten horen.
 
Waar de kalme muur van mais is afgebroken.
De trieste regen ons ook doet zwijgen.
Waar een kaal en donker veld is opengebroken
maken wij ons de nieuwe morgen eigen
 
die zich in ons heeft vastgehecht
in de seizoenen na gebroken dromen
waar alle strijd zal zijn beslecht.
 
Hij weet waar wij eens zullen komen
als al het oude zal zijn afgelegd.
Er klinkt een Stem boven de bomen.