schemerlicht beweegt
traag en valt
krimpend ineen
tussen kademuren

spiegelt dag en uur
door neon dat stil schreeuwt
in langgerekte schaduwen
die schichtig gluren

ergens hinkelt een kind
vaag omlijnd
in een vroeger blok
het zingt ingetogen
binnen krijtstrepen
zwijgt haar huis

voor de zoveelste keer
werpt ze haar lot
tekent een kruis,
gedreven,
wacht even

het oordeel klinkt dof
haar spel is uit
rolt als een verkreukeld
blikje over straat

terwijl klokken luid
de tijd verbreiden
slaat een deur hard dicht

hoort niemand
hoe de avond
in het slot valt
hoe een hand
zich tot God balt

hoe een kinderadem
zuchtend neerslaat
op de vensterbank
waar een sleutel
en een steen
voor morgen
ligt

inge klumper