de zee die neemt, de zee die geeft,
zo wordt het nogal eens gezegd;
als het op ons betrekking heeft,
en het bij ons wordt neergelegd

dan wordt dat onze werk’lijkheid
waar wij dan voor komen te staan,
hier, in ons werk, in d’aardse tijd
en waar wij doorheen moeten gaan

hoe moet dat, Heer, hoe zal het gaan
nu ik mijn echtgenoot moet missen
en ik er nu voor kom te staan
om over dingen te beslissen

het inkomen voor vrouw en kind
is nodig, en het brengt me zorgen;
Heer, geef dat ik een weg hier vind
geef ons gezin een nieuwe morgen

Heere, wil zo dicht bij ons zijn,
bij mij en bij de kinderen;
wees met ons, en met onze pijn,
wil die, Heere, verminderen

en geef ons moed om door te gaan;
hoe moet dat Heer, hoe zal het zijn,
ik kom alleen er voor te staan,
ik zie zo op tegen die pijn

mijn lieve man moet ik begraven,
aan mij is het om door te gaan,
hij en zijn schip miste de haven
o Heere hoe kon dat bestaan

hoe moet dat, Heer, wees ons nabij,
bij waar ik nu kom voor te staan,
ontferm U over ons en mij,
en geef mij kracht om voort te gaan

de zee die neemt, de zee die geeft;
zo was het niet in Eden’s Hof,
U bent de Heer Die eeuwig leeft,
de Schrift verhaalt, Heer, tot Uw lof

dat U ons houdt in Uwe handen,
ook als de weg geen uitzicht geeft
door duisternis en donk’re banden,
dat U er bent en eeuwig leeft

dat dood en rouw zullen verdwijnen
wanneer U komt in heerlijkheid;
Heer, laat Uw licht op mijn weg schijnen,
en breng ons naar Uw eeuwigheid

waar wij elkaar zullen ontmoeten
bij U, in ’t nieuw Jerusalem,
en blij elkaar zullen begroeten:
hoor, Heere, en verhoor mijn stem