Ik sleet mijn leven in het stof.
Geen keus had ik dan alle dagen
om wat liefdadigheid te vragen.
Mijn blik was leeg, mijn geest was dof.

Er drong een boodschap tot me door:
dat er een man van God zou wezen
die zelfs de blinden kon genezen.
Het klonk absurd, maar stel je voor.

En op een dag kwam Hij voorbij.
Ik zag Hem niet, ik kon niet kijken,
maar wel Hem met mijn stem bereiken.
Ik schreeuwde: ‘Jezus, denk aan mij!’

Diep in mij was het altijd nacht,
maar Jezus heeft mij aangesproken.
Nu is de morgen aangebroken.
Hij heeft mij aan het licht gebracht.

Uit 'Hij heeft mij aan het licht gebracht'