Johannes was een bidder,
had gevast in de woestijn.
Er werd hem aangezegd:
wees wie Ik zenden zal
een wegbereider.
Je weet nu zijn komaf,
dit wordt zijn lot:
te zijn een Lam voor  God.

Aan de Jordaan
sprak hij daarvan.
De tempel liet hem vragen:
Waarom dat dopen?
Bekeert u, zei hij,
want de Gezalfde komt.
Ik ben zijn knecht;  
ik wacht mijn Meester.

De tweede dag
toen Jezus kwam ten doop
verstond Johannes
het heilig teken:
Hier woei de Geest,
dit is de Zoon van God.
Ik herken.
Ik heb gezien

Toen, op de derde dag, 
kwamen er twee,
het wachten moe.
En weer kwam Jezus langs,
om hen te lokken?
Zij zijn Hem nagegaan,
vroegen waar Hij woonde.
Zij mochten zien.