toe maar, een ring,
een gemest kalf en een kleed
voor die losbol
die alles verkwanseld heeft
 
snotterende woorden
over dat hij geen zoon meer heet,
zijn vader schiet vol,
is alleen maar blij dat zijn jongen leeft
 
mijn zoon,
jij bent altijd al bij mij geweest,
maar je broertje is terug,
kom, vier met ons het feest
 
ja, van mijn erfdeel,
vader, die ring, dat kleed
en het kalf is van mij,
ik weet niet of u dat nog weet
 
het is van mij
laat u toch niet inpakken
door dat zielige geslijm
 
de vader zwijgt
en kijkt zijn kinderen aan,
hij kent de les van het geheim