er was een tempel in Jerusalem
die was gebouwd door koning Salomo
de priesterkoren gaven daar hun stem
met harp en luit, met citer en hobo

Nebukadnezer verwoestte de stad
ook de prachtige tempelgebouwen
het tempelgerei nam hij mee als schat
naar Babel, samen met zijn getrouwen

de ballingschap duurde zeventig jaar
hoe zou 'k God lofzingen op vreemde grond
Darius maakte hun terugkeer waar
een verwoeste stad was het wat men vond

Ezra en Nehemia grepen moed
zij herbouwden de muren en de stad
met troffel en zwaard in de hand, 't ging goed
en toen de tempel die hun liefde had

wel was die tempel klein in hun ogen
maar Haggai liet hun hart opleven:
de Heere was met Zijn volk bewogen
Hij Zelf zou de tempel luister geven

zo is het gegaan: daar was onze Heer
daar was de tempel, met haar gebouwen
daar bad Hij voor ons allen, telkens weer
in Jerusalem, met Zijn getrouwen

de stad is door Rome ondergegaan
en haar tempel is door Titus verbrand
in het jaar zeventig is dat gedaan
sindsdien is er geen tempel in dat land

maar er zal een derde tempel komen
in al haar schoonheid en haar heerlijkheid
dat wordt uit de Schriften blij vernomen
het is in God's handen van eeuwigheid

en die ligt midden in Jerusalem
waarheen al haar gouden straten leiden
daar zien wij Hem, daar horen wij Zijn stem
Hij Die ons liefheeft van voor alle tijden

daar is de Heer, in alle gloria
Hij maakt aan ons al Zijn beloften waar
Hij is de Koning, Heer van Moria
de Stad heet nu: de Heere is aldaar

bij : Ezechiel, laatste hoofdstuk
en: een lied Hammaaloth