De koel denkende Prediker vertelt
van vurig, maar zinloos mensenstreven:
rusteloos zwoegen in dit korte bestaan
doet wie domweg achter de wind aansnelt.

Over dubbende steden, het vrije veld
mochten we eens gewillig voortzweven
op luchtstromen, die kennis konden geven...
Wat werd ons al stijgend en dalend gemeld?

Vanuit de wolken oogt 's werelds bestaan
als opgeblazen, kleinzielig festijn,
dat  -gelijk vluchtig licht-  snel moet vergaan.

Struiken blazen zacht, bloemen knikken fijn,
zullen hun bestemming altijd verstaan:
hier blijft Gods Schepping eenvoudig en rein.