Wie genas de vele zieken, die er kwamen
blind, doof, stom, kreupel of melaats?
Wie waste de voeten van zijn leerlingen
terwijl zij ruzie zochten om de beste plaats?

Wie vroeg water aan een zondige vrouw
terwijl de hele buurt niet met haar wilde spreken?
Wie zorgde er voor eten voor 5000 man
door brood en vis tot overvloed te breken?

Wie zegende de weggestuurde kinderen
en nam hen in Zijn liefdevolle armen?
Wie ging op zoektocht naar ‘t verlorene
en ontfermde zich daarover vol erbarmen?

Was Hij het niet…Jezus?

Waarom moest Hij sterven, terwijl Hij
niets anders dan goed heeft gedaan?
Waarom breek ik zo vaak Zijn hart
terwijl Hij
voor mij
in ’t oordeel heeft gestaan?