Heel Gods volk trekt uit Egypte
achter leider Mozes aan.
Ik ben jong nog, voel de mythe,
maar kom langzaam meer vooraan.

Bij het land dat God beloofde
kiest men mij als een van twaalf.
Ik blijf vast op God vertrouwen;
’t beeld van reuzen klopt maar half.

Want alle wond’ren die God voor ons deed
zijn toch voldoende ook voor nu?
Hoe kan ’t zijn dat zoveel’ om mij heen
God afwijzen snel en ruw?

Bij het land dat God beloofde
zijn wij eindelijk terug.
‘k Blijf nog steeds op Hem vertrouwen,
ben nog sterk en best nog vlug.

Ik neem ’t land dat ik verkende
in bezit, mijn mooi Hebron.
Al die reuzen - heel de bende –
versla ik, God overwon!

Want alle wond’ren die God voor ons deed
zijn echt voldoende ook voor nu.
Hoe kan ’t zijn dat zoveel’ om mij heen
God afwezen snel en ruw?



Lied naar Num. 13 – 14 en Joz. 14,
Mel.: De rivier (Opwekkingslied)