Je kwam de berg af met beschreven platen,
zij dachten dat je niet terug zou komen
en maakten zich een afgod naar hun dromen,
een stierkalf van het goud dat zij bezaten,

God zag het aan en toen zijn toorn ontbrandde,
sprak Hij tot jou: wee hen, die Mij onteren,
Ik zal hen in een ogenblik verteren
en hen verdelgen in hun eigen schande,

je smeekte Hem, jezelf voor hen te geven,
want anders zou men in Egypte juichen:
nu valt Gods plan met Israël in duigen,
in de woestijn brengt Hij zijn volk om 't leven,

Gods liefde sprak; jouw offer zou niet baten,
hoe zal een zondaar voor de zondaars sterven,
het nageslacht zou slechts het land beërven,
genade voor wie Hem hadden verlaten,

er kwam een Middelaar die zonder zonden,
zijn leven gaf voor wie in schuld verloren,
de boodschap van genade mochten horen
en in zijn woorden heel hun redding vonden,

de stille tuin; hoe heeft Hij daar gestreden,
uw wil geschiede, laat hen door mijn wonden,
mijn kruisdood, tot verzoening van hun zonden,
gereinigd eens uw hemel binnentreden,

Mozes, man Gods, profeet uit oude tijden,
door jou mocht al, Gods diepe liefde stralen,
die zich volmaakt in Christus zou vertalen,
wij zijn op weg, Hij zal zijn volk bevrijden.