Ik mis je elk uur van elke dag.
Het is stil en kil zonder jouw lach.
Ik mis je op elk plekje in ons huis.
Je komt helaas nu nooit meer thuis.

Ik mis je elk moment van iedre nacht.
Strelende handen, mooi en zacht.
De geur en warmte van de huid
Van mijn uit “Hooglied” getooide bruid.

Ik mis de moeder van mijn kroost.
Bij hun vind ik nu de warme troost
Bij verdriet en rouw in deze tijd
Van droefenis en eenzaamheid.

Ik mis je zorg en vaardigheid.
Jouw nabijzijn en je vlijt.
Je nuchter denken en je doen.
En een passievolle zoen.

Ik kijk uit naar een innig wederzien.
Dat duurt niet meer zo lang misschien.
Dan maak ik óók die enkle reis
Naar het hemels paradijs.

Wetende dat jij daar bent,
Je daar als Gods kind wordt gekend,
Behoef ik niet te schromen,
Ooit naar je toe te komen.

Daar wacht ook mij, naar 's Bijbels Woord,
Een warm welkom in Gods heilig oord.
Bij muziek van harp, trompetten en van fluiten,
Zal ik jou weer in mijn armen sluiten.