Moe gestreden,
stil geleden,
lig jij daar terneer.
'k Richt mijn bede,
"rust in vrede",
tot ons Lieve Heer. 

Van pijn bevrijd.
Het was je tijd,
ging jij van ons heen.
Vervuld van smart,
met gebroken hart
bleef ik hulpeloos alleen. 

Maar 'k recht mijn rug
en blik terug
naar 'd dagen van weléér.
Dat groot geluk,
dat kàn niet stuk,
zegt mijn Lieve Heer.


De Heer neemt en  geeft,
maar onze liefde lééft
in onze harten voort.
De tijd heelt mijn smart
en mijn gebroken hart,
terwijl 't licht aan de horizon gloort. 

Want warme zonnestralen
beschijnen  mijn gezicht.
Ik richt mijn blik naar boven
en heb mijn gezicht en ogen
naar dat stralend licht gericht. 

De zon zal weer gaan schijnen
en mijn verdriet verdwijnen.
Want eenmaal komt de dag,
dat tranen verdrogen
in mijn moede ogen
en begin 'k weer de dag
met een lach.

De herin'ring zal blijven
en 't verdriet verdrijven.
Mijn hart vind de nodige rust.
Want vanuit Den Hoge
rusten jouw ogen
op mij, die in 't noodlot berust.