Een jongeman zei eens tot Jezus,
ik wil naar de hemel gaan,
wil zo graag het eeuwig leven,
op die gouden straten staan.

Jezus gaf geduldig antwoord,
leef dan naar de wil van God,
verkoop toch alles wat je lief is,
maar dat vond de man te zot.

Want de man had heel veel spullen,
hij was echt ontzettend rijk,
werd toen vreselijk verdrietig,
wat is dat voor koninkrijk?

Moest hij alles weg gaan geven?
dat was toch teveel gevraagd,
kon zijn rijkdom nog niet missen
en ook zeker niet vandaag.

En Jezus sprak, het is heel moeilijk,
om de hemel  in te gaan,
een kameel kan zelfs eenvoudiger,
door het oogje van een naald gaan.
 
(Matth. 19:16-22)