Joh. 13:1-20
Wie van jullie twaalf, vroeg Jezus,
wast onze voeten snel?
Toen niemand antwoord gaf zei Hij;
Dan doe 'k het Zelf wel.
Hij trok Zijn mantel uit en waste
in alle nederigheid.
Ik was meteen maar af zei Hij;
Jullie hoogmoedigheid.
Want niet één van jullie allen
is meerder dan de rest,
bedenk dat in 't vervolg maar eerst
vóór je een ander kwetst.
Toen kwam Hij bij Petrus aan,
maar die riep vol verwijt;
U zult mijn voeten echt niet wassen,
tot in der eeuwigheid.
Jezus legde hem toen uit;
'k Was mee, meteen jouw kwaal.
Och Heer, vroeg Petrus toen aan Hem;
Was mij dan helemaal?
Dat is niet nodig hoor, weet je?
Jouw voeten zijn voldoende.
't Heeft een betekenis, zei Hij
terwijl Hij verder boende.
Wie zich door Mij laat reinigen
toon Ik Mijn mededogen,
wie zichzelf vernederen zal,
zal Ik straks verhogen.
Geen 'vuiltje aan de lucht' meer dan,
geen zonde, nergens meer,
een ieder die gereinigd is
zal juichen tot Mijn eer.
Jolanda Vlastuin-van Deelen
De voetwassing...
- Details
- Geschreven door: Vlastuin-van Deelen Jolanda
- Categorie: Kindergedichten
- Hits: 4212
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.