Ik wou dat ik een vlinder was
een vlindertje - heel klein. -
'k Zou vliegen tot de wolkenboog
en heel veelkleurig zijn.

Ik wou, ik wou, ik wou zo graag...
Maar, 'k ben nog niet ontpopt.
Ik zit nog in de holte
van mijn cocon verstopt.

God weeft nog aan de vleugels
van mijn volmaakt bestaan.
Stráks zal ik alsmaar hoger
de blauwe lucht in gaan...

En dan, dán zal ik juichen
om wat Hij heeft gedaan.