God:

Jona, Jona! Luister toch eens
heb je Mij niet goed verstaan?
Zei Ik niet dat jij heel spoedig
naar die grote stad moest gaan?

Jona, Jona! Schuif je onwil
nu eens van de lange baan
en vertrouw eens op je Vader
weet toch dat we samen gaan!

Jona:

Ik? Mijn Heer, moet ik gaan reizen
naar die goddeloze stad?
'k Zie het echt niet zitten, weet U
'k neem een breed, gemakkelijk pad.

'k Zoek het water en ga varen
naar een vrederijker oord.
Niemand ziet mij hier vertrekken,
niemand die zich aan mij stoort.

God:

Jona, Jona! Wees toch wijzer
'k zie je echt wel gaan Mijn kind!
Denk je heus door zelf te kiezen
dat je ware vrede vindt?

'k Zend je zware wervelstormen
en je wordt van boord gegooid!
'k Zal niet rusten voor jouw opdracht
van je Vader is voltooid!

Spreker:

Maar... de eigenwijze Jona
ging gewoon zijn eigen gang.
Dacht, het zal zo'n vaart niet lopen,
ging fijn slapen, was niet bang.

Maar God, die zich aan Zijn woord hield
heeft hem in zijn slaap gestoord.
Grote ruwe schippershanden
gooiden Jona overboord.

God:

Zie, daar ga je met je onwil,
smeek toch om vergiffenis!
'k Zal je uitkomst, redding geven,
zie! Ik zend een grote vis.

'k Laat hier immers nimmer varen
wat Mijn sterke hand begon!
'k Moest jouw leven eerst beproeven
voor jij mij begrijpen kon.

Jona:

God, wat bent u toch genadig,
'k zit nu al drie dagen lang
in de ruime ingewanden
van een vis, maar 'k ben niet bang.

'k zal daarstraks, wanneer ik vrij kom
vlug vertrekken naar dat oord.
Ninevé zal van u horen
'k zal vertrouwen op Uw woord!