'K Wil een lampje voor U zijn Heer,
brandend voor Uw Aangezicht.
Elke nieuw geschonken morgen
wil ik stralen van het Licht,

't Licht dat 't duister overschaduwd
en de nachten overwint,
't Licht dat nimmer meer zal doven,
ja, 'k wil zijn een Christuskind.

Laat mijn lichtje nimmer doven
in dit leven hier op aard',
opdat ik daar straks mag horen,
'k heb jou in Mijn Boek bewaard,

't Boek door Christus ons heropend,
daar waar 't duister werd verlicht.
ja, 'k wil zijn een lampje Heer,
brandend voor Uw Aangezicht.