Ik had ruzie met een jongen,
hij was er mee begonnen,
zeker weten, hij zat fout,
als je dat maar goed onthoudt.

Op een dag zag ik hem lopen,
vlug deed hij zijn jasje open,
toonde mij een witte vlag,
ik wist echt niet wat ik zag.

Waar haalde hij het lef vandaan?
’k besloot er vlug vandoor te gaan,
maar hij riep luid door de straat:
”voor vrede is het nooit te laat”.

Hij zou heel graag vrede sluiten,
ik vond hem een rare snuiter,
wilde niks van vrede weten,
toch kon ik het niet vergeten.
 
Ja, de Heer sprak tot mijn hart,
waarom ben jij toch zo hard?
Vergeving gaf Ik ook aan jou,
dus vergeef die jongen nou.
 
Mijn vrede is voor iedereen,
echt niet meer voor jou alleen,
laat toch aan die jongen zien,
dat ook hij het heeft verdiend.
 
Ik ben naar hem toegegaan,
bood hem mijn excuses aan,
zonder klappen of gevecht,
werd onze ruzie bijgelegd.