Ze heeft haar brein al lang gegeven
Haar geest is op, haar lichaam broos
Heeft geen toekomst, slechts verleden
Het maakt haar eega, zó machteloos
 
Ze heeft haar ‘ik’, reeds afgelegd
Maar haar hart, dat klopt nog steeds
Het levenseinde, wéér iets gerekt
Maar haar leven is over, het is sleets
 
Hij heeft haar jaren vaak geteld
Doch deze tellen steevast door
Heeft zijn wens aan God verteld
Die laat haar wachten, laat and’ren voor
 
Hij heeft al dikwijls afscheid genomen
Zei zijn vrouwtje, meningmaal vaarwel
Maar ‘t is er nog steeds niet van gekomen:
“Waar blijft toch die hemel; dít is een hel?!