We trouwden, stonden samen
in het stadhuis en in de kerk.
We zeiden op de liefde"amen",
en gingen heerlijk aan het werk.

We leefden voort, met onze kind'ren.
Bij ons wisten zij zich "thuis".
we leefden samen, vonden vaak het juiste woord
en hielden vrede in ons huis.

Als zorgen kwamen en verdriet
 dan waren we nog "samen".
 het leven werd een bolderwagen
die ik trok, jij werd gedragen.

Toch waren er ook dagen
dat 'k "moe" werd en niet verder kon
Jij trok dán mijn levenswagen
totdat ik weer opnieuw begon.

Eens oud en leeg geworden
stop ik met trekken en met "spijt"
zul jij mij verder moeten leiden.
Breng mij bij God, tot in zijn eeuwigheid.

Trek jij mij voort dan
nog een korte tijd
Geef nog die "warmte" van je ogen,
dat woord van liefde, zonder spijt.

Eens zul jij de lege wagen
van 't leven verder moeten voeren, tot de tijd
waarop mijn dode ogen jou nog vragen:
kom ook "in God", met mij in eeuwigheid.

Frans den Harder

15 juni 2005