't Waren onze ogen die elkander zochten
of onze harten die elkander mochten?
't Waren onze zielen die graag samen spraken
of onze handen die elkaar aanraakten?

't Was een streling op mijn rug
of een woordje soms heel vlug
't was: ik weet ook niet wat
waarschijnlijk iets dat jij alleen bezat.

't Was de glans over je haar
je zacht en lief gebaar
of was er iets in jou verscholen
dat mij altijd had bewogen?

't Was voor ons beiden een wonderlijk ontluiken
wij die ons in elkaar gingen verschuilen
wij werden in elkaar verweven
en ieder was een stukje van zichzelf gebleven.

Zoveel van jou, dat ik niet had,
zoveel van mij, dat jij bezat.
Zoveel van mij, dat in jou verborgen lag
Zoveel van mij, dat ik in jou verschijnen zag.

't Was de kroning in ons leven
't geluk ons aan elkaar gegeven.
Zoals de zon die scheen doorheen de regen
kwamen wij elkander tegen: 't was Gods zegen!