Tranend
in de stroom
van bevrijding,
laat ik me
even gaan.

Het water
is iets te zout.
Vertroebeld
door het zilte vocht
ontwaar ik
toch een glans.

Rode ogen
verstommen
en houden vast.
Een ganse dag lang,
want luisterend
naar kloppende
aders hoor ik:
“Ik zal er altijd zijn.”