Als de bladeren vallen,
staan de jonge knoppen klaar.
Zij staan bedeesd te wachten,
tot in het vroege voorjaar.

Zij worden stuk voor stuk geroepen,
om zich op te maken.
Zij staan klaar en wachten,
om Gods schepping te volmaken.

De knoppen springen open,
in kleur en pracht.
Geen gemor, ik heb geen tijd,
Uw schepping wordt in kleurenbeeld gebracht.

Waren wij maar als de knoppen van de bomen,
en deden maar wat Gij van ons verwacht.
Er zou geen haat geen oorlog komen,
geen honger meer naar macht.

Zoals de bloesem van de bomen,
staan in praal en pracht.
Zo zullen wij Gods schepping moeten dienen,
zoals Hij van ons verwacht.
Jan van der Veen


Uit: Licht en Hoop - De roep van het verlangen.
januari 1994.