Ademloos wandelt de ochtend
over langgerekte nevelvelden
elke stap zinkt weg
in deze mysterieuze deken
een verborgen landschap
dat gemoedelijk in slaap is gesust
De zon goudt het polderland
de mistlaag vlucht schichtig
in nauwelijks zichtbare dampslierten
even verderop worden ze opgevangen
door wassende wolkenschepen
Vanaf de oude dijk zie ik
vredige weilanden met blinkende vaarten
rijen ruisende knotwilgen
die waken over roodbonte grazers
en ik ruik het pas gemaaide gras
Heer, nu kan ik mijn zorgen vergeten
bevangen als ik ben
door dit oer-Hollandse landschap
hier breekt het licht door de grijze sluier
van het gebroken leven
Hier ben ik dichter bij U
en niemand kan mij
het lachen en zingen beletten
laat het zuchten van de schepping
overgaan in jubelen over Uw komst