'k Zie de bomen reeds verkleuren,
de natuur krijgt andere geuren,
prachtig kleurrijk het geheel,
ik aanschouw, het doet me veel.

'k Zie de druppels op de blaadjes,
mijn klein meisje met haar praatjes
zoekt wat blaadjes van de grond,
dansend loopt ze in het rond.

Opgewekt door alle schoonheid,
'k mag ervaren Gods nabijheid,
zie een bladerdeken om ons heen
en mijn meisje roept meteen:

Oh daar kan ik mooi in rollen,
zij houdt echt van grappen, grollen,
wil genieten van dit al,
dus ik roep: Doe niet zo mal.

Toch ziet zij het niet als rommel
en er klinkt wat vaag gemompel
en nog voor ik het besef,
doet zij wat ze heeft gezegd.

Op de grond onder de blaadjes,
zie ik oogjes door wat gaatjes,
met een kreet komt ze omhoog,
niet kletsnat, maar ook niet droog.

Dartel huppelt zij weer verder,
ik bespreek het met mijn Herder,
dank Hem voor de bonte pracht,
'k ben ontroerd, geniet en lach.