Ik weet de bronnen,
van rivier en beken.
Maar waar zijn de bronnen,
van de slenken en de kreken?

Waar zijn de bronnen,
van de grote oceaan?
De bronnen van de grote zeeën,
de oorsprong van hun bestaan?

Vanwaar komen golven van de zeeën,
die beuken op de stranden?
Zij deinen heen en weer,
tot ze op de kust belanden.

De golven zijn steeds onderweg,
zij kennen niet hun loop.
Zij worden niet geboren,
zij leven zonder hoop.

Als mensen leven,
als golven op de zee.
Dan worden zij heen en weer geslingerd,
hollend met de massa mee.

De bron van ons bestaan,
is Gods beeld, door Hem gegeven.
In 't diepste van ons hart,
mens zijn, in een zinvol leven
Jan van der Veen
uit: Licht en Hoop (De roep van het verlangen)

-

Reacties mogelijk gemaakt door CComment