Hij nestelt ver van hier,
hij nestelt in het droge zand;
drinken vraagt een verre tocht.
Die vogel heet woestijnfazant.

Mijlen vliegen, iedere dag
over dat verdorde land,
om een waterpoel te vinden.
Dat doet de woestijnfazant.

Als de vadervogel drinkt
spettert water in het zand;
ook op veertjes van zijn borst.
Zo drinkt de woestijnfazant.

Veertjes zuigen vol met water;
op zijn borst een natte band,
levenbrengend, vochtbewarend,
vliegt dan de woestijnfazant.

Zo draagt deze vadervogel,
mijlen vliegend over land,
deze voorraad lessend water;
taak van de woestijnfazant.

Hij strijkt neer op 't eigen nest,
door de kuikentjes bemand,
die daar dorstend op hem wachten.
Zo zorgt de woestijnfazant.

En de kleine bekjes drinken
uit de borst van de fazant,
water uit het verenpak;
zo laaft de woestijnfazant.

*****

Als de ziel versmacht van dorst
in een heet, onvruchtbaar land,
zoeken wij een bron van water,
net als de woestijnfazant.

God voorzag in onze nood,
levend water lest de dorst.
Hij gaf Jezus als de bron;
Hij alleen verfrist, verlost.

Wie in Hem geloven gaat,
wie aan Hem zijn hart verpandt,
wie de Geest ontvangen wil,
drinkt als de woestijnfazant.

Dan draagt zo een kind van God,
in zijn huis en in zijn land,
levend water met zich mee,
net als de woestijnfazant.

En die stroom van levend water
vloeit naar buiten in gebed,
brengt Gods liefde bij die ander,
die verlost wordt en gered.

Ja, die stroom van levend water
stilt de pijn en blust de brand.
Anderen kan hij daarmee laven,
net als de woestijnfazant.