Hij scheidde licht en duister.
Noemde het dag en nacht.
De glorie van Zijn luister,
werd hier tentoon gebracht.

Hij spande heel het firmament,
over Zijn ganse aarde heen.
Zodat iedereen herkent,
Zijn macht door licht en donker heen.

Hij scheidde land en water,
bekleedde 't land met groen,
schiep daarop bomen later.
Hij zou nu niet anders doen.

Hij wilde licht doen klaren,
de maan 's nachts, de zon bij dag,
scheiden dagen, maanden, jaren,
zo Hij 't met blijdschap overzag.

Hij liet de zeeën leven.
De lucht bekleedde Hij met veer en zang,
hun stemmen heeft Hij hen gegeven,
muziek, een eeuwigheid lang.

Hij schiep de dieren op het veld.
Ze krioelden door de bossen.
En allen heeft Hij hen geteld.
Gaf vogels nesten, holen de vossen.

Ook schiep Hij - ter Zijner eer -
de mens naar Zíjn gelijkenis,
die zou heersen naar Zíjn eer.
Dus, op aarde Zijn díénaar is.

En de zevende dag nam God rust,
van al Zijn scheppingsdaden
Hij overzag het, 't was een lust.
Dat alle schepselen Hem loofden en aanbaden.