fragiel hangt schijnbaar het herfstgeheim
als de schemering zich verdiept
en een nevelnacht ophanden is
er onder valhout ritselend leven piept

geruisloos jaagt de uil, scherp onbespied
zijn scharrelende muizen de prooi
als een zuchtje wind door kruinen vaart
bibberend, ontdaan van blarentooi

staan statige rechte wachters rondom
in afwachting, wordt stilte gekraakt
door vleugelgeluid, die langgerekte roep
en het donkere bos tot een spookhuis maakt

een rode muts, de kleine oorlogsgoden hakken
in, haken speels aan malse dennenstammen
kloppend door een varenswirwar, vallen
vochtige sporen op ranken en zwammen

ademloos langs kleurige gebaande wegen
bepaalt het stervende een sfeer
daalt een stille wereld van verborgen
werkzaamheid en een morgenleven neer
verankerd in de Overwinning van weleer