God schiep de aarde, groots en heerlijk,
hoge bergen vol van sterke pracht.
Klare watervallen, krachtig, eerlijk,
stille meren waar de zon in lacht.

Bomen met hun groene takken,
hoog verheven in de blauwe wolken.
Kleine mieren, vliegen, slakken,
vrije vogels die hun lied vertolken.

Voor de nacht de duizend sterren
en de stille, verre  lichte maan.
Witte wolken zweven zacht en verre
en de wind bepaalt hun baan.

En de mens zo schoon geweven
mag genieten van die pracht,
en in vol verlangen leven
dat Gods heerlijk licht hen wacht.