God, jij hebt ons alles, het leven geschonken,
nooit ketens aan handen en voeten geklonken,
een aards paradijs schiep jij, om in te bestaan,
vrijheid van doen en laten, van komen en gaan.

Dieren dolen en sterven, zo eenzaam in het bos,
onze aarde verstikt onder het toenemende mos,
de mooiste bloemen verwelken aan hun stelen,
aardse dingen, die nooit Uw eeuwigheid delen.

Een goede gezondheid, dat is tijdelijk te erven,
al wat nu werelds is zal eens komen te sterven,
mensen zullen in jouw verheerlijking verrijzen,
wij gelovigen behoeven daarvoor geen bewijzen.

Uw hemels licht zal dan steeds op ons schijnen,
je uitverkorenen, nooit, in kommer verkwijnen,
hun geloof in U brengt ze onafscheidelijk nader,
bij U, de almachtige god, onze hemelse vader.
Herman Coppens