dat er van U,
diep in dit dode woud,
ergens wat goud
bedolven lag.
Met lege hand en hart
en tot geen offerrande klaar
trad ik in ´t bos en vond
Uw eerste krokus in de zon.
Hij stond zo schitterend
op het donkergroene mos,
zo enig licht
tussen het koude naakte hout,
en iets
wat ik de ganse winter was vergeten
ging weer aan ´t smeulen
met een teedre gloed.
Zo stond ik lang
gelukkig en verenigd
met die kleine krokus in de zon,
en wist opeens
hoe diep de kleinste dingen leven
en zei heel simpel: God, hoe mooi!
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.