De ochtendschemer heeft de nacht ontlopen,
een merel zingt zijn hoogste lied,
het water spiegelt het geknakte riet,
een bloemknop heeft haar winterkleed gebroken.

Het winterkoninkje, zo schriel en toch zo krachtig
kweelt luider dan een gouden snaar,
een koolmees zamelt driftig mos en haar,
de lijster showt zijn aria’s, zuiver en machtig.

Een ijverige mus zoekt sprietjes in het gras,
de slak is uit haar huis gekropen,
een egel heeft de lentelucht geroken,
de spin weeft wondermooi haar web vanuit de as.

De zon verschijnt, de somberheid verdwijnt,
de schepping wordt opnieuw een wonder,
de wereld kán niet zonder:
de lach van God verschijnt.

Niek van der Hoest


27 maart 2006