De lucht is vol geuren,
de lente een feit.
Zij mengt haar tere kleuren
met enkel zonnigheid.
De hemel gonst van tonen,
zij juichen met elkaar.
Daar waar de vogels wonen
bouw ik zijn lofaltaar.

O, als ik niet mee doe,
dan krijg ik vast spijt.
ik offer mijn dank om
de vreugd, mij bereid.
En alles in mij wordt
gestuurd en gericht
naar Jezus, Bevrijder,
de Schepper van 't licht.

De lucht is vol geuren,
de lente een feit.
Er moet wat gebeuren,
het roept wijd en zijd.
De hemel gonst van de tonen
Kom, breng je dankgebaar.
Daar, waar de vogels wonen
bouw ik zijn lofaltaar.